104 - Gemeentelijk bad- en zweminrichting
Omdat de ‘inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt’ Levy Ali Cohen zwemmen in de stadsgrachten niet zo gezond achtte, kwam hij in 1872 met het plan tot de ‘oprigting van eene bad- en zweminrigting’. Als locatie had Cohen het gebied tussen het Hoornsediep en het ‘Verbindingskanaal naar het Hoendiep’ op het oog, omdat ‘verversching’ van het zwemwater daar goed mogelijk was. Hoewel B&W het plan wel zag zitten, duurde het tot 1879 voor de gemeente de benodigde grond kocht van de vader van Taco en H.W. Mesdag, die verderop aan de Hoge der A woonde.
Op 1 juni 1880 werd de ‘Gemeentelijke Bad- en Zweminrichting’ feestelijk geopend. ‘Achter een net gebouw, dat tot woning dient van den directeur en dat tevens gelegenheid aanbiedt tot het
bekomen van ververschingen, liggen twee bassins’, beschreef Jan Suringa in 1899 het zwembad. Het ‘zuivere water’ kwam door buizen uit het Hoornsediep en het ‘onreine water’ ging er aan de andere kant op dezelfde wijze uit. Het grote noordelijke bassin was voor de betalende bezoekers, terwijl de niet-betalenden via een eigen ingang bij de spoorwegovergang aan de Paterswoldseweg naar het kleinere zuidelijke bad mochten. In de volksmond werden de bassins respectievelijk aangeduid als het ‘heerenbad’ en het ‘loezenbad’.
Beide baden hadden een ondiep en een diep gedeelte. Voor mensen die nog niet konden zwemmen, was er in het ‘loezenbad’ een door hoge planken omgeven ‘kooi’ waar buiten het zicht van anderen aan hengels kon worden geoefend. Gemengd zwemmen was er niet bij: vrouwen en meisjes mochten tussen 9 en 2 zwemmen, als de mannen aan het werk waren. Pas in 1936 werd bij wijze van proef op zaterdagen tussen 4 en 8 een ‘familie bad’ toegestaan. Vanaf ’39 kwamen er steeds meer gemengde uren en na de oorlog werd ook de scheiding tussen het ‘heeren’- en het ‘loezenbad’ opgeheven. Het bad was in de zomer van 1954 voor het laatst open, want een jaar later kon worden gezwommen in het ‘mooiste openluchtbad van Nederland’, de Papiermolen.