039 - Tibbetoren
In de elfde eeuw kreeg Groningen een stadswal en werd een rondweg geboren. Nadat er twee eeuwen later op de wal een muur was verrezen, werd de weg ‘Achter den Muur’ genoemd.
Met stenen van de buiten de stad ‘neergeworpen’ kastelen Cortinghhuis en Selwerd werden in 1459 vier torens gebouwd: ‘twe cleynen ende twe groten in der stadtmuren gelegen an der nortsyt van der suncte Wolborgen kercke’.
Resten van de 90 centimeter dikke muur van een van deze torens werden in 1945 door de bekende archeoloog A.E. van Giffen ontdekt in het pand Hofstraat 36. Recente verbouwingen legden ook stukken toren bloot in de belendende percelen 34 en 38. Een groot gedeelte van de buitenmuur is op de begane grond van 38 wel zichtbaar, maar niet te bezichtigen.
De genoemde toren heet vanaf de zestiende eeuw in de volksmond de ‘Tibbetoren’. Deze naam verwijst naar de doopsgezinden, die hier in die tijd mogelijk gevangen zaten. Een ‘tibbe’ was in de streektaal een oud wijf of een kletskous en het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de doopsgezinden vanwege hun weerloosheid met deze ‘tibben’ werden vergeleken. Na de achttiende eeuw verdween het woord in Groningen uit het spraakgebruik, maar de naam Tibbetoren bleef bestaan.
Toen Groningen tussen 1608 en 1624 nieuwe, ruimere vestingwerken kreeg, verloren de oude muur en torens hun betekenis en werden grotendeels gesloopt. Langs de noordzijde van de straat, die toen de Kleine Jacobijnerstraat heette, werden pakhuizen en ‘eenkameren’ gebouwd. Dit gebeurde na 1634, want op de toen door Haubois vervaardigde vogelvluchtkaart, staat de Tibbetoren nog afgebeeld. Na 18e en 19e eeuwse verbouwingen kregen de panden 34, 36 en 38 hun huidige uiterlijk.
Na een periode van verwaarlozing en kraak kwam nummer 38 in 1981 in handen van de huidige eigenaar, die het restaureerde. Ook de nummers 34 en 36 werden enkele jaren later onder handen genomen.