034 - Sichtermanhuis
De ‘Nieuwe Stad’, de 17e eeuwse uitbreiding van Groningen, moest volgens haar bedenker een rijke uitstraling krijgen. De baronnen Inn en Kniphuizen, die tot 1718 Ossenmarkt 4 bezaten, pasten goed in dit beeld. En ook Enno Polman, Heer van Godlinze, die ‘voor hem selfs en wegens sijn Hoog welgeb. etc. etc. minderjarige Dochter’ op een ‘achtermiddags’ in mei het bezit van hen overnam, had geen moeite de benodigde 4300 carolus guldens op tafel te leggen. Hij verwierf daarmee niet alleen het huis maar ook een ‘wagenhuis en stallinge, hof en de kamers in de Kerckstraat daerachter’. Echt ‘Gouden eeuws’ werd het echter pas in 1750, toen de oud-koloniaal Jan Albert Sichterman dit alles en het kleinere huis op nummer 3 liet vervangen door de huidige bebouwing.
Sichterman, die in 1692 in Groningen werd geboren, stond aanvankelijk in navolging van zijn vader een militaire carrière voor ogen. Nadat hij echter per abuis bij een duel een wapenbroeder had doorboord, leek het hem beter zijn biezen te pakken. Hij vluchtte naar Indië, waar hij met open armen werd ontvangen door de Verenigde Oostindische Compagnie. Spoedig werd hij naar Bengalen (Bangladesh) gezonden, waar zijn verbintenis met de dochter van de regionale onderdirecteur hem geen windeieren legde. In 1734 werd Sichterman er directeur van de V.O.C. en de jaren die nu volgden maakten hem schatrijk. Hij keerde in 1745 in Groningen terug en gaf opdracht tot de bouw van, wat een Lübeckse pastor in 1755 noemde, ‘een paleis, dat alleen al een bezoek aan Groningen waard was’. Voor de ‘Bengaalse Sichterman’ zelf had het allemaal overigens nog wel wat ‘rijker’ gemogen.
Sichterman gedroeg zich als een vorst en liet zich door uitheems personeel rondrijden in een met zes paarden bespannen vergulde karos en wierp vanuit zijn huis geldstukken naar het toegestroomde volk. Bij zijn dood in 1764 bleek hij echter op een wat al te ruime voet te hebben geleefd, zodat een deel van de kolossale inboedel geveild moest worden. Onder de 404 aangeboden schilderijen bevonden zich werken van Frans Hals, Rubens en Rembrandt, die soms voor slechts enkele guldens weggingen. In 1770 werd ook het huis verkocht. Het werd gesplitst en nog door vele vooraanstaande Groningers bewoond tot het in deze eeuw toonzaal en nog later Hoofdbureau van Politie werd. In 1977 kwam het in verval geraakte pand weer in particuliere handen en volgde restauratie.