025 - Postkantoor
Tot 1594 hadden de monniken van het Aduarder klooster aan deze zijde van het naar hen genoemde Munnekeholm een stedelijk buitenverblijf of ‘refugium’. De bekeerde abt Willem Emmen was daarna eigenaar, tot zijn dood de provincie in 1613 de gelegenheid bood het voormalige ‘brouwhuis’ en de bijbehorende stallen en grond te kopen. Een van de eerste Groninger hoogleraren, de rechtsgeleerde Cornelis Pijnacker, mocht er toen in. Na tien jaar kwam er alweer een eind aan de professorale bewoning omdat de even tevoren opgerichte West-Indische Compagnie een ruime behuizing zocht voor haar bewindslieden. De Compagnie kende gouden tijden, maar in 1791 was dat al lang voorbij en een paar jaar later werd de vergaderkamer al beschreven als ‘oud, versleten en defect’.
Pas in 1803 kreeg het pand een nieuwe bestemming. Om ‘de beoefening der geneeskunde met voorbeelden te toonen’ wenste Prof. Thomassen à Thuessink een eigen gebouw, een ‘nosocomium’. Dit Academisch Ziekenhuis, dat aanvankelijk slechts bestond uit twee kamers met elk vier kribben ‘welke in- en uit elkaar genomen worden, naarmate er zieken gevonden worden’, was er in de ogen van Thomassen niet voor Jan en Alleman. Instellingen als zijn nosocomium mochten niet ‘in blote liefdesgestichten ontaarden’. Ook de vergroting van het ziekenhuis en een uitbrekende tyfusepidemie konden in 1817 dit beleid niet veranderen. Voor de tyfuslijders kwam er een apart lokaal: het begin van het Stad-Armen Ziekenhuis, dat zich in 1820 in de Schuitemakersstraat vestigde. Tweeëndertig jaar later volgde het samengaan van de twee ziekenhuizen in een ingrijpend verbouwd pand met 124 bedden!
Nadat ruimtenood in 1903 tot verhuizing had geleid, liet Rijksbouwmeester C.H. Peters weten ‘het aan den Staat der Nederlanden behoorend gedeelte van het voormalig Academisch Ziekenhuis’ te willen afbreken om er een ‘Post- en telegraafkantoor’ te stichten. De gemeente wilde het hoekpand, dat van haar was en gediend had voor de verpleging van prostituees, ook graag in het plan betrekken maar de minister wilde dit alleen als hij het voor niks zou krijgen. Met tegenzin ging de gemeente akkoord en Peters, die ook al het Groningsch Museum op zijn naam had staan, kon aan de slag. Op 15 april 1909 werd het in neogotische stijl gebouwde kantoor voor het publiek geopend. Het bijzondere plafond van de hal is nog aanwezig.