050 - Oude Boteringestraat 36-38
Het oudste deel van dit voormalige rechtbankgebouw is begin 15e eeuws. Wigbold Wigboldus werd in 1477 eigenaar van het metershoge steenhuis. Tot 1585 was het pand eigendom van de vooraanstaande jonkerfamilie Van Ewsum. De laatste – Christoffer van Ewsum – was de vervolgde mennisten gunstig gezind en verleende hun gezochte voorman Menno Simons onderdak.
Ook eigenaar Abel Coenders van Helpen was hervormingsgezind, waardoor hij jarenlang noodgedwongen in Duitsland verbleef. Samen met zijn vrouw Teteke Entens verwierf Coenders het pand in 1607 voor 1900 carolus-guldens bij een openbare verkoop ten stadhuize. In 1612 en 1627 lieten zij het pand verbouwen. In de topgevel getuigen hun familiewapens van de eerste verbouwing en een steentje met het jaartal 1627 geeft aan dat Coenders verantwoordelijk was voor de vernieuwing van de inrijpoort.
Doordat Tetekes dochter Bauwina een Rengers huwde, kwam het complex in handen van deze jonkersfamilie. In 1716 werd bij een boedelscheiding Willemina Lewe-Rengers eigenaar. Getuige haar familiewapen op de windvanen en de tekst ‘gerenoveerd anno 1717’, gaf ze de voorgevels een beurt. De laatste bewoners waren dochter Catrina Lucretia en haar man majoor Gruys. Zij verkochten het hele complex in 1754 voor ƒ 10.000 aan de provincie Stad en Lande.
Achter het middeleeuwse steenhuis werd een vleugel aangebouwd, met een zittingszaal en een raads-kamer. Op 15 september 1755 nam de Hoge Justitie-kamer het nieuwe complex in gebruik. De naam van de rechtbank veranderde in en na de Franse tijd diverse keren. Hoewel de officiële naam vanaf 1838 arrondisementsrechtbank was, sprak de volksmond tot diep in de 20e eeuw over paleis van justitie of hof.
Ook in de 19e en 20e eeuw werd er regelmatig vertimmerd aan het rechtbankcomplex. Zo maakten de 18e eeuwse ramen in de voorgevel plaats voor een reconstructie van de originele. Ondanks al deze verbouwingen en uitbreidingen werd het geheel eind 20e eeuw te klein gevonden. Op 29 april 1998 vond de laatste zitting plaats. Even leek het in 1912 afgesplitste kantongerecht de nieuwe gebruiker van het complex te worden, maar in 2002 werd het door de theologische faculteit van de universiteit betrokken.