045 - Het Soephuis
Burgemeesters en raad bepaalden op 29 december 1610 dat aan de westzijde van de Grote Markt het pand ‘die witte Swane’ werd afgebroken en ‘doer der minnebroders hoff westweert ann eenn strate gelecht’. Op de zuidwesthoek van deze ‘Nije Strate’ en een zijstraatje – ‘Achter den Muur’ – werd dit pand gebouwd. Een steentje onder de gootlijst vermeldt het bouwjaar 1613.
Diverse vooraanstaande stadjers waren eigenaar. Zo werd het in 1638 door de latere Groninger burgemeester Adolf Louwen, kapitein Eppo Gockinga, Hindrick van Royen en hun echtgenotes verkocht aan het jonkerpaar Albert Coenders en Maria Clant. in 1677 werd het huis eigendom van het Cremergilde. De cremers of kooplui vestigden in hun pand herberg St. Jacob. Erg lang werd er geen drank geschonken, want bij de verkoop in 1705 door deurwaarder Willem van Cleve en zijn echtgenote Hillegien Bus was St. Jacob al geen herberg meer. Waarschijnlijk werd bij een koopakte van 1737 daarom gesproken over ‘De Oude St. Jacob’.
Op 11 december 1844 werd het pand, dat toen als boelhuis dienstdeed, door de erven van blauwverver Hendrik Diephuis bij een publieke veiling verkocht aan Tobias Jan van Iddekinge, namens de ‘Commissie voor Spijsuitdeling’. De in 1802 in het leven geroepen commissie voorzag de Groningse armen in de wintermaanden van soep onder het motto: ‘Denk stervling! Aan de wet, U door natuur gegeven. Troost uwen evenmensch, dien gij in leiden ziet, Verligt, indien gij kunt, zijn zorg- en rampvol leven! En weiger hem, voor ’t minst, het noodig voedsel niet’.
De allereerste keer dat er spijs werd uitgedeeld, gebeurde dat bij ‘de poort van het voormalig Prinsenhof in Kattenhage’. Daarna maakte de commissie steeds gebruik van het Rode Weeshuis. Van 1847 tot 1920 vonden de spijsuitdelingen plaats vanuit het eigen pand aan de Zwanestraat. In de volksmond werd voortaan gesproken over het Soephuis en de raad doopte de naastgelegen straat in 1874 Soephuisstraatje.
Vanaf 1878 verhuurde de Commissie voor Spijsuitdeling een deel van haar pand. Nadat de spijsuitdelingen waren gestopt, werd het hele pand in de verhuur gedaan. Jarenlang waren de Begrafenisvereniging (1923-’74) en de Bond van Orde door Hervorming (1929-’56) de huurders. Begin jaren tachtig was het Soephuis de naam van een bistro en galerie. In 1986 werd het pand door de commissie verkocht aan de Stichting Restova en vestigde zich er restaurant Olympia.