021 - Heiligen Geest Gasthuis
Paus Clemens IV heeft er in 1267 hoogstpersoonlijk voor gezorgd dat het kerkhof van de ‘magister en de hospitaalbroeders van de Heilige Geest’ door de bisschop van Utrecht werd gewijd. De in een oorkonde vastgelegde opdracht van Zijne Heiligheid is het bewijs dat het ‘Convent van den Hilghen Gheeste’ toen al bestond en daarmee zeker het oudste gasthuis van de stad is.
Het was de hospitaalbroeders met hun convent niet alleen te doen om het verhelpen van lichamelijk ongemak, maar ook om de zielzorg van behoeftigen en passanten. De eersten vonden er een tehuis, voor de reizigers waren er kamers beschikbaar. Toen in de 16e eeuw steeds meer mensen ‘levenslang’ in het convent werden opgenomen en vervolgens in 1628 ook nog de ziekenzaal werd verkocht, was het met de verpleging gedaan en richtte de zorg zich nog alleen op bejaarden. Het vrijkomende geld werd gebruikt voor verfraaiing en uitbreiding.
De dagelijkse leiding was sinds ongeveer 1590 (de Reformatie) in handen van een door de stedelijke overheid benoemde provisor, die moest toezien op een ‘braven, eerlijken levenswandel’. Ofschoon de convent-bewoners daartoe dagelijks werden gesticht, moesten er toch geregeld strafmaatregelen als ‘ontzegging van de tafel’ aan te pas komen om ze in het gareel te houden. Voor de herhaalde dronkenschap en het wangedrag van een schoolmeester/ bewoner was zelfs die straf te licht. Hij kreeg een ‘blok aan sijn been’.
Het complex was vroeger groter dan nu. Aan de zijde van de Nieuwstad (zuid) lagen twee grote voorraadschuren en richting Vismarkt (noord) strekten zich moestuinen uit. In de loop der eeuwen werd het gasthuis vele malen verbouwd en gerenoveerd. De laatste grote restauratie vond plaats van 1972 tot 1978, waardoor onder meer de kapel en de 18e eeuwse voogdenkamer met voormalige eet- of weegzaal weer een sieraad voor het oog werden. In 1989-’90 werd bovendien het befaamde orgel in de gasthuiskerk in oude glorie hersteld. Ook nu nog biedt het gasthuis onderdak aan ouderen.