027 - Groningsch Museum
Toen de Friezen en Drenten in 1853 en ’54 een provinciaal museum kregen, was er in Groningen nog slechts een verzameling gevonden voorwerpen. Pas in 1874 besloten de Groninger Provinciale Staten deze voorwerpen onder te brengen in een ‘Kabinet van Oudheden’. Weggestopt in een vertrek van het Provinciehuis kreeg de snelgroeiende collectie echter niet de belangstelling die zij verdiende. Dit was rijksarchivaris J.A. Feith een doorn in het oog. Hij haalde een aantal andere notabelen over om met hem de ‘Commissie tot oprichting van een Museum van Oudheden’ te vormen. Hoewel de gemeenteraad twijfelde of er eigenlijk wel genoeg oudheden waren, ging ze in 1891 toch over stag. Er werden een subsidie en een bouwterrein beschikbaar gesteld.
Het gebouw, dat in 1894 op het terrein van de voormalige scheepswerf ‘De Mottenberg’ verrees, omvatte alleen de huidige westvleugel en aangrenzende ingangspartij. Voor z’n ontwerp had de Groninger architect C.H. Peters de neogotische stijl gekozen, met diepliggende ramen en figuratieve symbolen. Omdat het museum spoedig te klein bleek, mocht hij in 1902 al weer achter de tekentafel plaatsnemen om de zuidvleugel af te maken. En in 1907 volgde er zelfs nog een noordvleugel. Hoewel de uitbreidingen soberder van vorm waren, bleef de architect de neogotiek wel trouw. Nadat er in 1949-’50 nog een bergruimte was gebouwd, onderging het museum nog maar eenmaal een uitbreiding. Een maatregel ter ‘stimulering van de werkgelegenheid’ was er voor nodig om tussen 1976 en 1978 Peters’ U-vorm te sluiten.
Al in de jaren 1895-’97 werd op initiatief van enkele studenten moderne kunst in het museum geëxposeerd. Toch bleven bodemvondsten, curiosa, kunstnijverheid en Oosterse keramiek tot in de jaren vijftig de hoofdmoot van de museumcollectie vormen. Toen de moderne kunst een steeds belangrijker plaats in ging nemen, werd de behoefte aan een nieuw onderkomen ook groter. Een 25 miljoen omvattend cadeau van de jubilerende Gasunie bood in 1987 de kans de plannen te verwezenlijken. Van april 1995 tot eind 2007 was het Natuurmuseum in het pand gevestigd en vanaf september 2011 is het in gebruik bij Academie Minerva.