024 - A-kerk
Aan het einde van de 12e eeuw waren de westelijke stadsdelen ‘Utinga-’ en ‘Westerkluft’ toe aan de bouw van een kapel. Omdat er onder de bewoners varensgezellen waren, wijdden zij het bouwwerk niet alleen aan Maria maar ook aan hun eigen beschermheilige Nicolaas. Ze mochten zelf een pastoor kiezen, maar konden voor doop en huwelijk niet bij hem terecht. Daarvoor moesten ze naar de Groninger hoofdpastoor, de ‘Persona Personatus’ van de Martinikerk. Ook nadat een zekere Bisschop Otto begin 13e eeuw aan dit ongemak een einde had gemaakt en de kapel tot parochiekerk had gepromoveerd, bleef de ondergeschikte positie bestaan. Jaarlijks moest de pastoor van de A-kerk vier ‘Grinspennincken’ betalen aan de hoofdpastoor vanwege diens ‘regt en magt’. Deze verplichting leidde nog in 1523 tot een conflict tussen beide pastoors, waaraan alleen een notaris een einde kon maken.
Op 1 mei 1671 trof de bliksem zowel de A- als de Martinitoren. Maar terwijl ‘melk en huiden’ de Martini redden, bleek de A-toren door zijn smalle trappen en het afvloeien van smeltend metaal ontoegankelijk. Toren, kerkdak, orgel en klokkenspel gingen in vlammen op. Dankzij een flinke bijdrage van de Groninger bevolking ‘tot restablissement van dit vervallene Godtshuis’ kwam er wel weer een nieuwe toren, maar erg degelijk bleek die niet. Zelfs een restauratie in 1687 kon niet verhinderen dat hij op zaterdag 12 april 1710 spontaan instortte. ‘Een geweldig geschreeuw vervulde de lucht’, schreef de Frankforter burgemeester, die zich zijn bezoek aan de stad toch wel wat anders zal hebben voorgesteld. Acht jaar later was de huidige 76 meter hoge toren verrezen.
In de Franse tijd werd de kerk een militair object. De officieren van het garnizoen meenden ‘de kussens en boeken van hun bank’ daarom niet langer nodig te hebben en maakten ze in 1795 ‘bij publieke vendu te gelde’. De kerk werd excercitieplaats en de ‘maire’ sloeg er hooi en levensmiddelen op. Na de aftocht der Fransen poetste Koning Willem I het geschonden imago van het gebouw weer wat op. Bij het 200-jarig bestaan van de Universiteit deed hij het Schnitgerorgel van de Academiekerk cadeau. Het uit 1702 stammende orgel speelt een belangrijke rol in de nieuwe bestemming van het in 2 fasen vanaf 1976 grondig opgeknapte gebouw.