038 - Aafyn Wilsoor Gasthuis
‘Overdenkende de sekerheit des doots’ besloot Aafyn Wilsoor, ‘huisvrou van de stadsdeurwaarder Jan Olthof’, op 4 januari 1740 haar testament op te stellen. Zij beschikte dat een van haar vader geërfde kamer en twee in 1728 ‘angewonnen’ kamers ‘na haar overlijden souden worden geschikt en overgelaten om te strekken tot huisvestingh voor drie ofte meerder oude vrouspersonen’. Hoewel in 1721 in gemeenschap van goederen getrouwd, ging Olthof er in dezelfde akte mee akkoord dat ‘agtervolgens de begeerte van sijn L. Huisvrou’ de genoemde drie kamers ‘terstont na haar overlijden tot dat gebruik wierden geschikt’. De ‘oude vrouspersonen’ moesten echter nog even geduld hebben, want pas in 1766 verruilde Aafyn het tijdelijke voor het eeuwige.
Aafyn had in haar testament tevens bepaald dat bij de Raadsheren Johan Hora en Cornelis Tjassens ‘de volkomen directie en onderhout van dese stigtingh, de administratie van desselfs goederen, de benoeming en anstellingh der vrouwspersonen’ zou liggen. Bij ‘versterf van die Heeren’ zouden de ‘twe oudste van ‘t mannelijk of vrouwlijk geslagt uit die beide familien’ hun taken overnemen.
Op deze wijze werden diverse leden van de families Alberda van Ekenstein en Thomassen à Thuessink van der Hoop (van Slochteren) voogd van het gasthuis, dat in de vorige eeuw door aankoop nog wat werd uitgebreid. Uiteindelijk bestond het uit de panden Kattenhage 4-6, 8, 10 en 12, allen in de eerste helft van de 17e eeuw gebouwd ter plaatse van de voormalige vestingwerken.
Tot de eerste ‘conventualinnen’ die werden opgenomen behoorde Egberdina Berents, een volle nicht van Aafyn. Egberdina had tevergeefs getracht Aafyns wilsbeschikking aan te vechten. Kennelijk hadden de voogden medelijden en stonden haar in 1768 toe ‘schoon niet benodigt’ haar intrek te nemen in het gasthuis omdat ze ‘sonder testament de enigste erfgenaam was geweest’. In deze eeuw raakten de kamers steeds meer in verval zodat het gebeurde dat een bewoonster ‘met haar water onder de gootsteen’ kwam te zitten en een ander ‘met beide voorpoten door de vloer’ zakte. Nadat het gasthuis in 1974 ophield te bestaan, bracht een grondige restauratie in 1977-’78 herstel van de woningen.