079 - Stadspark
Directeur Gemeentewerken Jan Anthony Mulock Houwer en grootindustrieel Jan Evert Scholten stonden in 1909 aan de wieg van het Stadspark. De eerste wilde op korte afstand van de stad van de natuur kunnen genieten. Scholten ging het als voorzitter van De Centrale, ‘een vereniging ter bevordering van de bloei van Groningen’, in de eerste plaats om een groot tentoonstellingsterrein. De door hen opgerichte vereniging Het Stadspark liet haar oog vallen op een voor landbouw minder geschikt stuk veengrond, achter de in 1896 aangelegde ijsbaan.
Pas na langdurige onderhandelingen gaf de gemeente de benodigde grond in bruikleen en kon op 2 januari 1913 de eerste spade de grond in. Doordat de vereniging weinig middelen had, was het aantal ingehuurde werklozen aanvankelijk gering en vorderde het werk langzaam. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de aanleg van het park overgedragen aan het ‘Comité voor Bemiddeling en Steun’ en steeg het aantal gravers naar ongeveer 400 man.
Het ‘volkspark’ werd aangelegd naar het ontwerp van de Haarlemse tuinarchitect Leonard Springer. Hij deelde het park naar de wensen van het bestuur in drieën. In het meest westelijke deel kwamen een paviljoen en vijver. Heel praktisch werd de grond uit de vijver gebruikt bij de ophoging van het omliggende terrein. Bij de ijsbaan werden terreinen voor kinder- en openluchtspelen aangelegd. Het middelste en grootste deel was gereserveerd voor tentoonstellingen en andere grote evenementen.
Jan Evert Scholten overleed in 1918 en maakte de voltooiing niet mee. Wel aanwezig was de koninklijke familie, die op 28 augustus 1922 bij de viering van 250 jaar Groningens Ontzet voor een soort officiële opening zorgde. Een en ander ging gepaard met een grote landbouwtentoonstelling en paardenrennen. Pas het jaar daarop konden de paarden echt uit de voeten, want toen kreeg het Stadspark – ter vervanging van het Noordersportterrein bij de Korreweg – een echte drafbaan. Twee jaar later werd het park aan de noordzijde nog wat uitgebreid, met twee sportvelden, een parkeerterrein en een wandelpark.
Een antitankgracht, loopgraven en grootschalige houtkap tastten het park in de Tweede Wereldoorlog ernstig aan. Na het herstel werd het in 1948 door de vereniging overgedragen aan de gemeente. Deze besloot in 1957 tot aanleg van een kampeerterrein en extra plantsoen en twee jaar later stemde de raad in met nog eens zo’n 55 hectare. Zo bereikte het Stadspark in 1970 zijn grootste omvang. Daarna zorgden de aanleg van de westelijke ringweg – Laan 1940-1945 – en oprukkende bebouwing weer voor enige teruggang.