084 - Oostersluis
Noodgedwongen ging alle doorgaande scheepvaartverkeer eeuwenlang door de stad. De voormalige vestinggracht was als ‘Verbindingskanaal tussen Damster- en Boterdiep’ eind 19e eeuw een verbetering. Nog beter leek het te worden met het zogeheten Gorechtkanaal, maar al tijdens het graven ontstond een groter plan: een ‘Omsnijdingskanaal’ als onderdeel van een vaarweg van Lemmer naar Groningen. De aanleg van dit ‘Nieuwe Kanaal’ begon in 1930. Gedeeltelijk werd gebruikgemaakt van bestaande waterwegen, maar tussen Zuidhorn en het Eemskanaal groef men een geheel nieuw kanaalvak.
De Oostersluis, met Damster- en Aegirbrug, werd tussen 1934 en ’37 gebouwd. Ten oosten werd een afwateringskanaal gegraven met een vaste brug, waarvan de bakstenen borstweringen door beeldhouwer Gijsbert Jacobs van den Hof werden opgesierd met de gebeeldhouwde koppen ‘Noorderling’, ‘Oosterling’, ‘Zuiderling’ en ‘Westerling’. Op 1 september 1937 verwerkte de sluis haar eerste schepen. Enkele maanden later besloten Provinciale Staten het Groningse deel van de vaarweg naar vader en zoon Tjarda van Starkenborgh Stachouwer te noemen, aangezien zij als commissarissen van de koningin verantwoordelijk waren voor de aanleg.
Het Van Starkenborghkanaal werd op 5 november 1938, bij Wilhelmina’s laatste grote bezoek aan Groningen, officieel in gebruik genomen. De koningin onthulde bij deze gelegenheid een herinneringsplaquette, die in de oorlog uit angst voor vernietiging voor de zekerheid maar even op de bodem van het kanaal werd gelegd.
De bevrijding ging op 16 april 1945 gepaard met een hevig vuurgevecht bij de Oostersluis. De kop van de ‘Zuiderling’ werd daarbij beschadigd. Ook brug- en sluiswachter Pop(ko) Dijkema, die de op last van Duitse soldaten openstaande brug neerliet om de Canadezen doorgang te bieden, liep schade op. Hij werd in zijn arm geschoten en raakte aan één oor doof. Als eerbetoon werd het volgende jaar een straat naar hem genoemd.
De laatste decennia werden gekenmerkt door het opwaarderen van het Van Starkenborghkanaal door verbreding en verdieping. In verband hiermee werd begin jaren negentig ook de sluis aangepakt. De Oostersluis werd verlegd en vergroot tot een schutlengte van 190 meter en een breedte van 16 meter. En het afwateringskanaal ging dicht waardoor de roeiverenigingen Aegir en Gyas, die hier een onderkomen hadden, moesten verhuizen. De koppen kregen door de inzet van buurtbewoners een nieuwe plek en ter herinnering werd de plaats van de oude Oostersluis gemarkeerd.