033 - Nieuwe Kerk

Daar waar de ‘Strete’ of Boteringestraat zich splitste in een weg naar Adorp en één naar Bedum, bevonden zich al in de 16e eeuw een kapel en een kerkhof. Echt ‘nieuw’ was het ‘nieuwe kerckhoff’ in 1623, toen de raad het in alle haast voor de vele pestslachtoffers in de grote stadsuitleg liet ‘plaineren ende bemuiren’, dus niet. En hetzelfde gold voor de kerk, die overigens wat meer voeten in de aarde had. De financiering bleek het grootste struikelblok. Pas in 1654 werd een stap gezet door Coenraet Roeleffs te vragen ‘een affteikeninge te maecken van het binnen ende buitenwerck van de nieuwe kercke in ’s Gravenhage ende van de nieuwe ronde kerck tot Leyden’. Toen de stad zes jaar later door verkoop van enkele Ommelander heerlijkheden eindelijk genoeg middelen had, koos ‘mr Conraedt’ voor het model van de in 1623 voltooide Amsterdamse Noorderkerk. Op 7 juni 1660 legden de vier regerende burgemeesters de vier eerste stenen, elk op een hoek.

Volgens ds. Johannes Martinus, die de kerk precies vier jaar na de eerste-steen-legging inwijdde, waren de ‘Voedsterheeren van sijne Gemeijnte oock verweckt om op deze welgelegene plaetse een nieuw huis te timmeren’. Een ‘Huys des Heeren’, waarin het woord letterlijk centraal kon staan dankzij het Griekse kruis dat als grondplan diende.
Tussen de vleugels van het kruis waren de dienstgebouwen of ‘huisjes’, waarvan er drie bewoond werden door een politie-meester, koster en doodgraver. Net als in de andere grote kerken kregen ook hier de Stad, de Raad, de Ommelanden en de Officieren ieder hun eigen, fraai gebeeldhouwde, gestoelte.

Doordat in de Franse tijd kerk en staat werden gescheiden, schoten de kerkelijke middelen nadien regelmatig tekort. Het ging allemaal niet meer van een leien dakje: lei werd in 1860 vervangen door zink en glas-in-lood door gewoon glas. Pas vanaf 1952 kreeg de kerk stukje bij beetje veel van haar oorspronkelijke vorm terug. Zo werd op drie van de vier gevels de in 1860 verwijderde zachte gevelsteen teruggebracht. De in vijf fasen uitgevoerde restauratie van het gebouw, dat nog altijd volledig voor het oorspronkelijk doel wordt gebruikt, werd in 1977 voltooid.

033 - Nieuwe Kerk

In the 16th century, both a chapel and a cemetery were located where the Boteringestraat split up into two roads, one road led to Adorp and the other one to Bedum. The “new cemetery” was not very new in 1623 when the council had it tiled and walled in a rush due to the many plague victims. The refurbishment of the church, however, had more implications. The financing turned out to be the biggest stumbling-block. Only in 1654, steps were taken by asking Coenraet Roeleffs to make drawings of “the inside and outside of the new church in ‘s Gravenhage and the new round church in Leyden”. Six years later, when the city finally gathered enough means, Mr. Conraedt chose the model of the in 1623 finished Amsterdamse Noorderkerk (Northern church). On the 7th of June 1660, the four ruling mayors placed the first four stones, one on every corner.

According to vicar Johannes Martinus, who consecrated the church exactly four years after the placement of the first stones, the “foster lords of the congregation were pleased to build a new house in this location”. A “house of the Lord”, in which the word could literally be central due to the Greek cross that was used as a floorplan.
In between the wings of the cross, there were three “houses” that were inhabited by a police-master, an usher, and a gravedigger. Just like in other big churches, the City, the Council, the Ommelanden (surrounding regions) and the Officers got their own, finely sculpted seats.

Because church and state were separated during the French period, the church often lacked financial means. In 1860, the slate was replaced by zinc and leaded windows were replaced by regular glass. Only after 1952, the church got back to its original state, bit by bit. Three of the four facades got their soft tablet stones restored which were previously removed in 1860. The restoration of the building was divided into five phases and was completed in 1977. The building is still being used for its original purpose.

033 - Nieuwe Kerk

Im 16 Jahrhundert befanden sich an dem Punkt an welchem sich die Boteringestraat in zwei teilt, eine Kapelle und ein Friedhof. Eine Straße führte nach Adop und die andere nach Bedum. Der „neue Friedhof“ war nicht sehr neu im Jahre 1623, als der Vorstand ihn schnell auf Grund der vielen Pestopfer fliesen von einer Mauer umziehen lassen hat.

Der Umbau der Kirche jedoch hatte mehrere Auswirkungen. Die Finanzierung stellte sich als größtes Hindernis heraus. Erst im Jahre 1654, als der Coenraet Roeleffs gefragt wurde, Zeichnungen des „Inneren und Äußeren der neuen Kirche in ‘s Gravenhage und der neuen runden Kirche in Leyden“ zu machen, wurden die ersten Schritte getan. Sechs Jahre später, als die Stadt endlich genügend Mittel gesammelt hatte, entschied sich Mr. Conraedt für das Modell der in 1623 gefertigten Amsterdamer Noorderkerk (Nordkirche). Am 7. Juni 1660, wurden die ersten vier Steine, einer an jeder Ecke, durch die vier amtierenden Bürgermeister gelegt.

Laut Pfarrer Johannes Martinus, welcher die Kirche genau vier Jahre nach der Platzierung der ersten vier Steine segnete, „waren die Pflegeväter der Gemeinde erfreut ein neues Gebäude an dieser Stelle zu erbauen“. Ein „Gotteshaus“, in welchem das Griechische Kreuz als Grundriss genutzt wurde, konnte der Ausdruck wortwörtlich genommen werden.

Zwischen den Flügeln des Kreuzes waren drei „Häuser“, die durch einen Polizeimeister, einen Zeremonienmeister und einen Totengräber bewohnt wurden. Wie in den anderen großen Kirchen der Stadt, hatten die Stadt, der Vorstand, die umliegenden Regionen und die Beamten ihre eigenen, fein verzierten Sitze.

Da die Kirche und der Staat während der Französischen Ära getrennt waren, mangelte es der Kirche oft an finanziellen Mitteln. In 1860, wurde Schiefer durch Zink und Bleiglas durch normales Glas ersetzt. Erst nach 1952, erlangte die Kirche ihren Originalzustand nach und nach wieder. Drei der vier Fassaden wurden durch weiche Steintafeln erneuert, die zuvor in 1860 entfernt worden waren. Der Umbau der Kirche wurde in fünf Phasen geteilt, und wurde in 1977 fertig gestellt. Das Gebäude wird bis heute für seinen eigentlichen Zweck genutzt.