077 - Kasteel en klooster Selwerd
De oudste vermelding van Selwerd dateert uit de twaalfde eeuw. Het Benedictijner klooster van Ruinen verwierf toen een stuk grond op of nabij de wierde.
In 1207 was er sprake van een uithof van het Drentse klooster en acht jaar later was Selwerd al een zelfstandig klooster met de heilige Katharina als patrones. De bekendste abt van het monniken- en nonnenklooster was Hendrik Vries, die voor hij in 1444 naar Selwerd kwam als Bafloos dorpspastoor de bekende humanist Rudolf Agricola verwekte.
Een burgeroorlog bracht het klooster eind 15e en begin 16e eeuw veel schade toe, maar nog heftiger werd het in de Tachtigjarige Oorlog. In juli 1568 gebruikten Geuzen het klooster als uitvalsbasis voor aanvallen en strooptochten. Toen zij de aftocht bliezen, staken zij het in brand en namen een aantal jonge nonnen als ‘oorlogsbuit’ mee. De resterende kloosterlingen zochten in 1582 een veilig heenkomen in de stad. Het stadsbestuur liet het klooster afbreken om de stenen te gebruiken ter versterking van de vesting. In de jaren dertig van de 20e eeuw werd dwars door het voormalige kloosterterrein het Van Starkenborghkanaal gegraven.
Net als bij de Zernikelaan (zie bord aldaar) werd ook hier op twee podia een kasteel gebouwd. Het verrees in de 13e eeuw ten zuiden van het kloosterterrein. De bewoners – de heren van Selwerd – voerden als ‘prefecten’ namens de bisschop van Utrecht het bestuur over de stad. Na het overlijden van prefect Hendrik kwam het kasteel aan zijn dochter Ida. Bij haar huwelijk met Herman van Coevorden bracht zij in 1360 het ‘huess, de heerschafft van Selwert unde dat gerichte van Gronningen’ in.
Volgens het huwelijkscontract was ‘timmeringe’ noodzakelijk, maar het stadsbestuur voelde niets voor herstel van het kasteel van de weinig geliefde prefectenfamilie. Zo werden de gebouwen een jaar later ‘te gemenen nutte gekocht en geslecht’. Na afbraak restten slechts twee zogeheten ‘hubbels’. Op het westelijke podium stond het bijna vierkante hoofdgebouw, met mogelijk een traptoren. Op het oostelijke stonden waarschijnlijk een of twee stenen gebouwen. Het terrein is een beschermd archeologisch monument.
Deze markering is financieel mogelijk gemaakt door het Projectbureau Belvedere, het Kammingafonds, de provincie Groningen, de gemeente Groningen en het Centrum voor Beeldende Kunst.