082 - Jodenkamp

Zeventien nieuwe bolwerken leverde de grote zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding of ‘uitleg’ op. Bij veel van die ‘dwingers’ werden korenmolens gebouwd. Zo ook bij de hier gelegen Ebbingedwinger. Vanaf het Boterdiep was de standerdmolen te bereiken via een ‘molendrift’. In 1747, toen de molen al was verdwenen, werd de achterliggende grond bestemd voor de aanleg van een begraafplaats voor de nog jonge Joodse gemeente. De ‘Jodenkamp’ was berekend op dertien- tot veertienhonderd graven en was nog lang niet vol toen hij in 1827 officieel buiten gebruik werd gesteld. Voortaan werden de Joden begraven op het noordelijk deel van de Noorderbegraafplaats.

Bij de Jodenkamp veranderde de situatie eind 19e eeuw. Tussen 1878 en ’82 werd de vestingwal afgegraven en de vestinggracht veranderde in een ‘verbindingskanaal’ tussen Boter- en Damsterdiep. Rond de Jodenkamp kwam een sloot, die in 1894 weer werd gedempt en vervangen door een muurtje. Directeur Gemeentewerken Mulock Houwer gaf in zijn ‘Plan van Uitleg’ aanvankelijk geen invulling aan het gebied, maar dit veranderde toen het Academiegebouw in 1906 in vlammen opging. Het Rijk reserveerde geld voor een nieuw scheikundelaboratorium en wilde dat laten bouwen ‘tusschen ’t Verbindingskanaal en de oude Israëlitische begraafplaats’.

Het laboratorium verrees in 1910-’12 en onderging in 1927-’28 een grote uitbreiding. Nieuwe uitbreidingsplannen leidden in 1953 tot een grondruil tussen het Rijk en de Nederlandse Israëlitische Gemeente. De laatste kreeg aan de Iepenlaan een stuk grond en de oude Jodenkamp ging naar het Rijk, om een nieuwe uitbreiding van het laboratorium mogelijk te maken. Tussen mei en december 1954 werden het oude toegangspoortje, 55 grafstenen en vele stoffelijke overschotten onder rabbinaal toezicht overgebracht naar het Joodse deel van de Noorderbegraafplaats.

In 1960 was de nieuwe uitbreiding van het laboratorium gereed en later werden nog meer delen van de oude begraafplaats bebouwd. Toen al deze uitbreidingen in 2005 vanwege het CiBoGa-project werden gesloopt, ontdekten medewerkers van de gemeentelijke archeologische dienst dat het ruimen van de oude Jodenkamp in ’54 toch niet zo zorgvuldig was gebeurd als gedacht. De gevonden skeletresten werden begin 2006 herbegraven, in één geval op de Noorderbegraafplaats en de rest in een gezamenlijk graf op de in 1909 geopende Israelitische begraafplaats aan de Iepenlaan. Ter herinnering aan de verdwenen Jodenkamp werd in 2012 dit gedenkteken geplaatst.

082 - Jodenkamp

Seventeen new strongholds resulted into the big seventeenth-century urban expansion. Grain mills were built at most of these strongholds. So also in the here located, Ebbinge stronghold. The standard mill was reached from the Boterdiep via the “molendrift”. In 1747, when the mill already vanished, the rear soil was destined for a graveyard for the young Jewish community. The “Jewish camp” was calculated to have a place for 1300-1400 graves and was far from full when it in 1827 was officially put out of use. From this date on the Jewish people were buried on the North side of the Northern Cemetery.

The situation changed for the Jewish Camp at the end of the 19th century. In between 1878 and '82 the wall was excavated and the moat functioned as a connection channel between the Boter- and Damsterdiep. A ditch around the Jewish Camp in 1894 was filled up and replaced by a wall. The director of the public works department Mulock Houwer did not give meaning to the site in his “plan explanations”, but this changed when the University Hall caught fire in 1906. The State reserved money for a new chemistry laboratory and wanted to build it “in between the Connection Canal and the old Israelite cemetery”.

The laboratory arose in the year’s 1910-'12 and was undergoing a significant expansion in 1927-'28. New expansion plans let in 1953 to an exchange of land between the state and the Dutch-Israelite community. The last ones got a piece of land at the Iepenlaan and the old Jewish Camp was for the State, to make new expansions of the laboratory possible. In between May and December of 1954 old entrance gates, 55 gravestones and lots of human remains were under rabbinical supervision transmitted to the Jewish part of the Northern Cemetery.

In 1960 the new expansion of the laboratory was ready and later more residuals were moved from the old cemetery to the new one. When in 2005 all the expansions where demolished because of the CiBoGa-project, employees of the municipal archaeological department found out that the clearing of the Jewish camp in '54 was not that successful as thought. The skeletal remains were in 1909 reburied, in one case on the Northern cemetery and the rest were put into a collective grave that was opened on the Israelite cemetery on the Lepenlaan. In 2012, in memory of the disappeared Jewish camp, this memorial was placed here.

082 - Jodenkamp

Siebzehn neue Festungen waren Teil der großen städtischen Expansion im 17. Jahrhundert. Hauptsächlich wurden Getreidemühlen auf diesen Festungen gebaut. So auch in der hier gelegenen Ebbinge-Festung. Die Standardmühle konnte vom Boterdiep über den „Molendrift“ erreicht werden. Im Jahre 1747, als die Mühle bereits nicht mehr vorhanden war, wurde der hintere Erdboden zu einem Friedhof für die junge jüdische Gemeinde. Es wurde berechnet, dass das „jüdische Lager" Platz für über 1300 bis 1400 Gräber verfügte und bis 1827, nachdem der Friedhof offiziell außer Betrieb gesetzt wurde, war er mehr als voll. Von diesem Zeitpunkt an war das jüdische Volk auf der Nordseite des Nordfriedhofs begraben.

Am Ende des 19. Jahrhunderts änderte sich die Situation für das jüdische Lager. Zwischen 1878 und 1882 wurde die Mauer ausgegraben und der Graben diente als Verbindungskanal zwischen dem Boter- und dem Damsterdiep. 1894 diente ein gefüllter Wassergraben, um das jüdische Lager, als Ersatz für eine Mauer. Im Jahre 1894, wurde ein Graben um das jüdische Lager aufgefüllt und durch eine Mauer ersetzt. Der Direktor der öffentlichen Arbeitsabteilung, Mulock Houwer, sah in diesem Ort laut seinen „Planerklärungen“ keinen Sinn, was sich allerdings nach dem Brand in der Universitätshalle in 1906 änderte. Der Staat legte Geld für ein neues Chemielabor bereit und wollte es „zwischen dem Verbindungskanal und dem alten israelitischen Friedhof" bauen.

Das Laboratorium entstand in den Jahren zwischen 1910-1912 und wurde 1927-1828 bedeutend erweitert. Neue Erweiterungspläne führten 1953 zu einem Austausch von Land zwischen dem Staat und der holländischen-israelitischen Gemeinschaft. Letztere erhielten ein Stück Areal im Lepenlaan und der Staat bekam das alte jüdische Lager, um neue Erweiterungen des Labors zu ermöglichen. Zwischen Mai und Dezember 1954 wurden die alten Eingangstore, 55 Grabsteine ​​und viele menschliche Überreste, unter rabbinischer Aufsicht, auf den jüdischen Teil des Nordfriedhofs gebracht.

1960 war die neue Erweiterung des Labors fertiggestellt und weitere Überreste wurden vom alten auf den neuen Friedhof verlagert. Nachdem im Jahre 2005 alle Erweiterungen aufgrund des CiBoGa-Projektes abgerissen wurden, stellten Mitarbeiter der städtischen archäologischen Abteilung fest, dass die Räumung des jüdischen Lagers in 1954 nicht derart erfolgreich stattfand, wie vorerst angenommen.

Die Skelettreste wurden im Frühjahr 2006 erneut begraben. Ein Teil auf dem nördlichen Friedhof und der Rest wurde in ein kollektives Grab beigesetzt, welches auf dem israelitischen Friedhof im Lepenlaan eröffnet wurde. Im Jahre 2012 wurde ein Denkmal zur Erinnerung an das verschwundene jüdische Lager an diesem Ort platziert.