015 - Hoofdstation
Zevenentwintig jaar nadat de eerste Nederlandse trein van Amsterdam naar Haarlem denderde, werd Groningen op het spoorwegnet aangesloten. Via Leeuwarden en Harlingen kon men vanaf 30 mei 1866 in tien uur tijd met trein en boot naar ’s lands hoofdstad reizen. Twee jaar later kreeg ‘stad’ ook een verbinding met Winschoten en nog eens twee jaar daarna met Assen. Nadat ook Delfzijl in 1884 door de Staatsspoorwegen was ontsloten, liet deze maatschappij de ontwikkeling van het Groninger net verder over aan illustere lokaal-spoorwegmaatschappijen als de GLS, NOLS, WESTIG en STAR.
Omdat Groningen in 1866 nog een vestingstad was en het station in het mogelijke schootsveld lag, moest het bij naderend onheil snel het veld kunnen ruimen. Het was daarom een eenvoudig vakwerkgebouw van één verdieping met een hal, enkele wachtkamers en een paar dienstvertrekken. Het niet overkapte tweede perron kon alleen bereikt worden door met gevaar voor eigen leven het spoor over te steken.
De stationschef huisde in een apart gebouw van dezelfde stijl, midden op het plein ervoor. Ook nadat in 1876 een begin werd gemaakt met de ontmanteling van de vesting, kreeg de stad niet direct een ‘echt’ stationsgebouw. Een eerste ontwerp, uit 1891, werd door de gemeente afgekeurd omdat het in haar ogen ‘geene verbetering’ was en men dan maar liever met het oude ‘voortsukkelde’. Spoorweg-architect Isaac Gosschalk, die zijn sporen in de bouwkunst verdiend had als initiator van de ‘Hollandse Renaissance’, moest een nieuw gevelontwerp maken. Hij koos voor een mix van laatgotische versieringen, roosvensters en renaissancistische topgevels.
Voor de twee zijvleugels ontwierp Gosschalk rijk gedecoreerde gaanderijen, die uniek zijn voor Nederland. En van de stationshal maakte hij een ‘salle des pas perdus’, zoals de Fransen plegen te zeggen tegen ‘een zaal waarin voetstappen verloren gaan’. Een rijk versierd plafond, fraaie betimmeringen en een aantal tegeltableaus van F.H. Bach, met toepasselijke symbolische voorstellingen, maakten haar tot een ‘kathedraal van het gevleugeld wiel’. Doordat de hal in de jaren zestig werd gemoderniseerd, onder meer omdat de plafonds van papier-maché niet te restaureren bleken, is dit alles thans aan het gezicht onttrokken. De wachtkamers hebben daarentegen wel hun negentiende-eeuwse karakter bewaard.